dinsdag 24 februari 2009

Sprokkels

Er zijn mensen die al­leen met hun hond wonen en de hele dag tegen hem praten; aanvankelijk doen ze moeite om zijn logica te volgen en dan eisen ze dat hij de hunne volgt; eerst ontdekken ze dat hij verlegen is, dan dat hij jaloers is, dan prikkelbaar, ten slotte doen ze niets anders dan hem pesten en jaloerse scènes maken, en als ze er zeker van zijn dat hij net zo geworden is als zij, zijn ZIJ net zo geworden als hij, en als ze er trots op zijn dat ze hem mens gemaakt hebben, zijn zij in feite honds geworden.

Uit: De slinger van Foucault – Umberto Eco

De Berg der Volmaaktheid

Om te geraken tot het smaken van ALLES - heb smaak in NIETS.
Om te geraken tot het weten van ALLES - wil NIETS weten.
Om te geraken tot het bezit van ALLES - wil NIETS bezitten.
Om te geraken tot ALLES zijn - wees NIETS.
Om te geraken tot wat ge nog niet smaakt - moet ge gaan langs de weg van het niet-smaken.
Om te geraken tot wat ge nog niet weet - moet ge gaan langs de weg van het niet-weten.
Om te geraken tot het bezit van wat ge nog niet hebt – moet ge gaan langs de weg van het niet-bezitten.
Om te geraken tot wat ge nog niet zijt - moet ge gaan langs de weg van het niet-zijn.
Als ge bij iets blijft stilstaan - werpt ge u niet met hart en ziel op het Al.
Om heel en al tot het Al te komen - moet ge u van alles ontdoen omwille van het Al.
Als ge eenmaal helemaal tot het bezit komt van het Al - moet ge het vasthouden zonder iets anders te willen.
In deze ontbloting vindt de geest rust.
Omdat hij immers niets najaagt, vermoeit hem niets op de weg naar omhoog en drukt hem niets bergafwaarts, want hij staat in het evenwicht van zijn nederigheid.

EEN KLEIN THOMAS - EVANGELIE - 40

81
Eerst werd ik rijk
eerst werd ik koning
ik vierde mijn aardse wellust uit.
Eerst dan, naar aardse wet voldaan,
bezocht mij dieper het verzaken
en ik verzaakte.

82
Onblusbaar vuur in mij
verzeng en zuiver wat mij rest van wanen.
Vuur van de Vader
herleid me tot mijn waarheid
brand uit mij wat in mij niet branden wil
maak mij één vuur met u zoals mij is beloofd. Vuur van de Moeder,
maak mij tot hete oven van uw witte schoot
verniel en baar mij
samen met u huw mij met de Vader.
Zee van vuur
niets anders zijn dan vuur laat mij met u
en dat het grondeloos Rijk dan flitsend openga
hier in dit vlees
hier en nu
en tijdloos.

Want ach, zolang vuur mij nog verbrandt
ben ik vuur nog niet.

maandag 16 februari 2009

Niemands huis

Niemands huis is het huis van een ander,
niemands warmte de mijne:
vergeef mij daarom deze kamer van mijn adem,
waarin ik mij herboren terugvind
als een kind van vloer en zoldering,
vergeef mij deze ongewisse klok voor ogen,
het langzame tweegevecht op ongelijke wapens.

vanavond zie ik de tijd
en zie ik niets meer dan de tijd,
als één van twee tegenstanders
met het voorhoofd koppig op dat van de ander.

altijd had ik deel aan die
hevige vriendschap die op vechten uitdraait:
steeds sloeg de hand nadrukkelijk toe
waar een goedig woord genoeg moest zijn,
kwam de voet vinnig op vaste bodem neer,
de noot om te eten verbrijzelend.

sneller dan maanden en jaren heb ik geprobeerd te leven,
mijn vingers heetten Graagte die men Te Gretig noemt,
maar al wat ik gekregen heb is een oudere blik in mijn ogen;
niemands warmte, omdat ik er zelf te veel van bezat,
niemands woning dan die van mijn eigen huid.
zo ben ik de meester der nederlagen geworden,
waarin wij allen meesters zijn, denk ik.

Jan G. Elburg (1919)

zaterdag 14 februari 2009

Fluitspel - Hermann Hesse

Een huis bij nacht, een raam verspreidt
door struik en boom een zwakke gloed,
en ginds, vanuit het duister, glijdt
wat fluitmuziek ons tegemoet.

Vanouds bekend, vloeide het lied
zo goedig over in de nacht,
als ware heimat elk gebied,
als ware elke weg volbracht.

De stille zin van het bestaan
werd door die klank tentoongespreid,
en willig bood het hart zich aan
en hier en nu werd alle tijd.

Hermann Hesse

vrijdag 13 februari 2009

Sprokkels

'Wanneer je de weg van de vreugde hebt gekozen, stuit je op droefheid, en als je gaat door de steeg van het verdriet, zul je ondanks alles de vreugde tegenkomen. Al is het maar in een herinnering die opengaat en tot bloei komt. Wie de steeg van de sterfelijkheid volgt, gaat tegelijk de weg van de eenzaamheid. Wie ervoor kiest in gemeenschap te gaan, wordt geconfronteerd met vele roepingen.'

Maria de Groot

maandag 9 februari 2009

EEN KLEIN THOMAS - EVANGELIE - 39

79
Als roem en glorie
uw eigenliefde vleien
werpt ze van u
eer in hun tegendeel zij keren.
De ware zon is innerlijk,
ze straalt uit het Woord van de Vader
en alle roem en glorie zijn er genade
van zijn immanent gelaat.
Wie ons dan droeg of niet en droeg,
beide
in het licht van de alles doorlichtende ongrond
zijn gelijk.

80
Hij die slechts de wereld kent
kent het efemere lichaam
maar hij die het universele lichaam kent
kent ook de ware wereld.

De Liefde

De liefde heeft een schone hof
in eenheid toebereid,
door Vrede's teed're hand gesteund,
door Waarheids Licht gewijd.
De Wijsheid gaat er zeeg'nend rond,
de Vreugde zingt God's Woord.
En wie de hof ook binnentreedt,
vindt Vrijheid aan de Poort!

Dan trekt de Liefde, onvervaard,
uit in de wereldnacht.
Zij weet, dat in elk mensenhart,
een reine Roze wacht!
Zij plukt en plukt, haar armen vol,
snelt met hen naar Haar hof,
en plant ze allen één voor een,
voor eeuwig, tot Gods Lof!

Uit Mozarts ‘Zauberflöte’

donderdag 5 februari 2009

Lazarus:

Soms ben ik moedeloos, en hoogstens nog een vonk
van het vuur dat in mij was.
Ik weet niet waar ik gaan moet en waar staan:
verhef je hart eens als het graf steeds aan je trekt,
omdat je levensdraad te ver werd uitgerekt…

Ik val terug, ik kan niet langer uit mijzelf vandaan.
Ik geloof in Hem, in Hem, maar niet in mij.
Soms denk ik: in de dood was ik pas vrij.
Hoe maak ik waar wie ik voor Hem moet zijn?
Hoe kan ik groeien als ik krimpen moet van pijn?

Wiel Kusters (1947), dichter en hoogleraar Algemene en Nederlandse letterkunde

GEGAAN

Gegaan nog eer ik wist waarheen.
Geen weg lag aan mijn voeten.
Het waaien van de wind alleen.
En niemand die mij groette.

Het land rees hoog. De zee was wijd
en diep - ik daalde af in haar,
ik liep haar branding in en uit,
het duurde, duurde zeven jaar.

Ik vlocht een boot van pijnboomhout
en voer de golven over
tot waar op rotsen stond gebouwd
een stad van licht en lover.

Daar was het dat ik mensen zag
en velerhande leven;
waar woorden waakten nacht en dag.
Ik woonde vijfmaal zeven.

Te gaan nog wetend niet waarheen.
Geen weg ligt voor mijn voeten.
Het waaien van de wind alleen ­
en ogen die mij groeten.

Huub Oosterhuis

maandag 2 februari 2009

Vermaning van de Ziel

Het is een leugen, 0 ziel, wanneer men zegt dat deze we­reld de mens bedriegt en vol van listen en schijn is. Zij die dit zeggen hebben geen inzicht. Het zou zo zijn als de mens vanaf de eerste stap in deze wereld tot de laatste, ononderbroken voorspoed en geluk zou sma­ken. Maar dit is niet zo. Keer op keer ondergaat hij ge­luk en ongeluk, voorspoed en tegenspoed. De wereld bedriegt de mens niet, maar de mens bedriegt zichzelf en richt zo zichzelf ten gronde. De mens denkt dat zijn geluk gelegen is in de gaven van deze wereld, dat zij eeu­wig zullen blijven, maar zij vergaan in de wisseling van goed en kwaad.