woensdag 21 november 2012

‘De Duizendste Man’ Rudyard Kipling

Eén man op de duizend, zegt Salomo,
Zal je nader zijn dan een broer.
En hij is de moeite van het zoeken waard,
Zodat een ander hem niet eerder vindt.
Er zijn er negenhonderdnegenennegentig
Die afgaan op wat de wereld in je ziet.
Maar als de hele wereld tegen je is,
Blijft de duizendste man je vriend.

Belofte, gebed en uiterlijke waan
Zullen hem nooit voor je vinden.
Negenhonderdnegenennegentig gaan
Af op je gezicht, je daden of je faam.
Maar als hij jou vindt en jij vindt hem
Dan is de rest niet van belang,
Want de duizendste man verdrinkt of zwemt
Met jou in elk soort water.

Je mag gerust op zijn zak teren,
Hij gebruikt jouw beurs ook voor zijn zaken
En als jullie samen lachen en flaneren
Komt het woord ‘lening’ nooit ter sprake.
Bij negenhonderdnegenennegentig gaat het
Om zilver en goud, beloond worden en belonen,
Maar de duizendste man is veel meer waard
Want aan hem kun je je gevoelens tonen.

Zijn gelijk en ongelijk zijn de jouwe,
En dat te allen tijde.
Je neemt het publiekelijk voor hem op,
Daar kan hij op vertrouwen!
Negenhonderdnegenennegentig zijn niet bestand
Tegen de spot, het gelach, de schand en scha
Maar de duizendste man staat aan jouw kant
Tot aan de galg; en erna!

1 opmerking:

will-Art zei

Gelukkig is zij/hij die de duizendste tegenkomt!