’t Glijdt voorbij gelijk een vliet,
Die langs steile oevers schiet,
Zonder ooit te keren.
De arme mens vergaapt zijn tijd
Aan het schoon der ijdelheid,
Naar een schaduw die hem vleit,
Droevig! Wie kan ’t weren?
De oude grijsaard wordt een kind,
altijd slaperig, altijd blind;
Dag en uur,
Waarde en duur
Verwaait maar in de wind.
Daarmee glijdt het leven heen
’t Huis van vel en vlees en been,
Slaat aan ’t kraken,
De ogen waken,
Met de dood in duisterhe'en.
Jan Luyken (1649-1712)
schilderij S. Wulfing
Geen opmerkingen:
Een reactie posten