De vader kwam terug van de begrafenis.
Zijn jongen van zeven stond bij het raam,
de ogen wijd open en een gouden amulet om zijn hals,
vervuld van gedachten die te moeilijk waren
voor zijn leeftijd.
Zijn vader nam hem in zijn armen en de jongen vroeg hem: 'Waar is moeder?'
'In de hemel,' zei de vader terwijl hij omhoog wees.
De jongen keek naar boven en bleef lang kijken
zonder iets te zeggen.
Zijn verwarde geest zond de vraag de donkere nacht in: 'Waar is de hemel?'
Er kwam geen antwoord: en het was alsof de sterren
de brandende tranen waren van die onwetende duisternis.
RABINDRANATH TAGORE
Geen opmerkingen:
Een reactie posten