Blauw en grijze kleurenpracht
Starend op een zomerdag
Met ogen die ooit keken in mijn donkere ziel
Op de heuvel een schaduwvlek
Schets een boom, een bloemendek
Een koele winterbries, in kleur vastgelegd
Op een landschap van sneeuwwitte canvas
Nu begrijp ik pas wat je zeggen wou aan mij
Hoe je leed, verteerd door geestespijn
En hoe je hen een wereld schenken wou
Maar niemand die luisterde, niemand die wist hoe
Maar niemand die luisterde, niemand die wist hoe
Misschien komen ze er nog wel toe
Sterren in de nacht
Schilder bloemen in vuur en vlam
Dwarrelwolken in paarse neveldamp
Weerkaatst in Vincents ogen van Delfts blauw
Een kleurenpalet ontvouwd
Amberkleurig graan in het ochtendveld
Verweerde gezichten, door pijn geveld
Vertroost door een tedere schildershand
Nu begrijp ik pas wat je zeggen wou aan mij
Hoe je leed, verteerd door geestespijn
En hoe je hen een wereld schenken wou
Maar niemand die luisterde, niemand die wist hoe
Misschien komen ze er nog wel toe
Want ze konden niet van je houden
En jouw liefde was zo oprecht
En toen je door wanhoop werd versmacht
In die kille kille sterrennacht
Zocht je - als zovele geliefden - de dood
Maar ik had je kunnen zeggen, Vincent
Voor een prachtig mens als jij
Heeft deze wereld nimmer oog
Sterren in de nacht
Portretten in een verlaten zaal
Figuren op muren, kaal en vaal
Met ogen die naar de wereld kijken, en die niets vergeten
Zoals die onbekenden in je leven
De dolende man, arm en haveloos
De zilveren doorn aan een bloedroze roos
Geknakt en gebroken op de maagdelijke sneeuw
Ik denk dat ik nu weet wat je zeggen wou aan mij
Hoe je leed, verteerd door geestespijn
En hoe je hen een wereld schenken wou
Toen luisterde er niemand, en ook nu geeft niemand je gehoor
Misschien luisteren ze wel nooit
Don McLean Vertaling: Anita Pisters
Geen opmerkingen:
Een reactie posten