57
De tweedracht zaait onkruid
op ieders jonge akker.
Kijkt uit: laat niet het goede graan
vernietigd worden met het kwade.
Laat alles rijpen eerst.
En komen dan de jaren
van onderscheid,
herkent het onkruid
en scheidt het af
om het te vernielen.
Want twee moet men geweest zijn
aleer men één kan worden.
58
Geef mij dat ik lijden tot mij neem
en het met mij vereenzelvig.
Geef mij mijn lijden
en geef mij aan mijn lijden.
Zo daalt mijn lijden tot mijn bron
zo wordt het vreemde glimlach
als het met mij gedompeld wordt
in oorsprongs vreugdevolle wordingen.
Want wie niet leed
en lijdens pulp niet kende
hem is het bodemloze
onvolledig.
Want wie niet leed
tot in de oorsprong
waar ook het leed
zijn zalige kiemen openbaart,
die zal het leed niet overwinnen,
hem zal de bovenzinnelijkste vreugd
verborgen blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten