donderdag 18 september 2008

Het Roode Lampje - Frederik van Eeden


1. Nu komt de herfst, en daarmee de groote beproe­ving en het groote raadsel. Nooit is de stilte in het woud zoo veelzeggend. Welk een stemming in al wat leeft. 't Is of alles tot inkeer komt, alles peinst, alles verdiept zich. Het komt tot inzicht van een groote vergissing. Het woud, de neevel-omsluyerde weilanden, de diep-blauwe lucht, de blanke wolken, het bedenkt alles en voelt dwaling.
En wij armen, wij menschen, wij voelen de dwaling het sterkst, wij voelen haast niet anders, en wij zijn ver­wond, verbijsterd, verpletterd.
Het is of wij moeten smeeken tot woud en wolken, tot neevel en zonnegoud: 0 stilte! stilte! - om na te denken en te peinzen. Er is iets ontzettends gebeurd, wij hebben ons vergist. Het is alles waan en dwaling, onze vreugde, ons geluk, onze lusten en pretjes, alles waarvoor wij ge­worsteld hebben en gekampt. Alles fout! alles om niet! alles mis!

2. Hebt wat geduld, broeders en zusters, dit werk is geen werk der vertwijfeling. Wij dalen samen in de duis­tere diepten der gedachten. Wij zweeven ver weg, als een komeet, tot aan de ijle donkere grenzen van het Univer­sum. Ademloos wachten de heemelingen op den terug­keer, al is 't van één enkele arme ziel. Rustig wacht de eeuwige Minnaar, kennend zijn Liefde, die verder reikt dan de grenzen der oneindigheid. Langsaam doorzweeven wij de verre baan. Totdat de kreet weergalmt: "Hij keert! Hij keert!" Het gejuich vervult de heemelen, de Minnaar breidt zijn vertrouwelijke armen uit en de glimlach van zijn ont­zachlijke vreugde verlicht de duisterste ruimten van chaos.
En dat alles om één enkele arme ziel, die terugkomt.

lees HIER verder

Geen opmerkingen: