zaterdag 12 april 2008

Edgar Allan Poe - Annabel Lee

It was many and many a year ago,
In a kingdom by the sea,
That a maiden there lived whom you may know
By the name of ANNABEL LEE;
And this maiden she lived with no other thought
Than to love and be loved by me._

I was a child and she was a child,
In this kingdom by the sea:
But we loved with a love that was more than love--
I and my ANNABEL LEE;
With a love that the winged seraphs of heaven
Coveted her and me.

And this was the reason that, long ago,
In this kingdom by the sea,
A wind blew out of a cloud, chilling
My beautiful ANNABEL LEE;
So that her highborn kinsmen came
And bore her away from me,
To shut her up in a sepulchre
In this kingdom by the sea.

The angels, not half so happy in heaven,
Went envying her and me--
Yes!--that was the reason (as all men know,
In this kingdom by the sea)
That the wind came out of the cloud by night,
Chilling and killing my ANNABEL LEE.

But our love it was stronger by far than the love
Of those who were older than we--
Of many far wiser than we--
And neither the angels in heaven above,
Nor the demons down under the sea,
Can ever dissever my soul from the soul
Of the beautiful ANNABEL LEE.

For the moon never beams without bringing me dreams
Of the beautiful ANNABEL LEE;
And the stars never rise but I see the bright eyes
Of the beautiful ANNABEL LEE;
And so, all the night-tide, I lie down by the side
Of my darling, my darling, my life and my bride,
In her sepulchre there by the sea--
In her tomb by the side of the sea.

1849

2 opmerkingen:

will-Art zei

Annabel Lee

Het was voor wel honderd maal honderd jaar,
in een koninkrijk bij de zee;
daar woonde een meisje, ook gij toch kent haar,
want haar naam was Annabel Lee;
zij zwoer slechts bij mij en ik zwoer bij haar
en geen liefd' ooit was groter weleer.

Ik was een kind en ook zij was een kind,
in dat koninkrijk bij de zee;
en de wereld was heen en er bleef nog alleen,
ik en mijn Annabel Lee, -
en wij minden zozeer dat het hemelse heer
afgunstig keek op ons neer.

En dat was de reden, dat ach lang geleden,
in dat koninkrijk bij de zee,
een spel werd bedreven, dat nam het leven
van de lieflijke Annabel Lee,
toen zwoeren tezamen de eedlen van name,
en mijn liefste, ze namen haar mee,
en borgen haar op in een van de graven,
in dat koninkrijk bij de zee.

Nooit was het geluk der goden in Lethe
zo groot, en zij haatten ons zeer.
En dat was de reden (zoals men zal weten)
in dat koninkrijk bij de zee,
dat in stormachtig jagen hun ijskoude vlagen
haar doodden, mijn Annabel Lee.

Maar ons beider beminnen, met hart en met zinnen
kon geen dezer verderven,
die heerst over leven en sterven;
noch zij, de stralende, hoog boven de wolken,
noch zij die de donkerste diepten bevolken,
nooit zullen zij scheiden de harten dier twee:
van mij en van Annabel Lee.

En geen nacht kan nog komen of hij brengt me dromen
van mijn lieflijke Annabel Lee;
en geen ster kan nog dalen of ze zal mij verhalen
van mijn lieflijke Annabel Lee.
Zo zijn al mijn nachten een steeds durend wachten
bij mijn lieve, mijn lieve en tederlijk zachte,
in haar graftombe daar bij de zee,
in haar graf bij de deinende zee.

Edgar Allen Poe

Fran zei

Mooi niet, René? Zowel in de oorspronkelijke versie als in het Nederlands. Dit gedicht van Poe, samen met zijn 'Raven' behoren tot mijn lievelingsgedichten aller tijden.
Hartegroet