zondag 13 april 2008

Gustav Meyrink – Het Groene Gezicht. (1)

‘Alles wat niet uit de Geest komt, is dode aarde en wij moeten tot geen andere God bidden dan tot die God die zich in onze eigen ziel openbaart.'
'Maar als er zich geen God in mij openbaart?' Vroeg Eva.
'Dan moet u in een stil uur Hem aanroepen, met de inzet van al het heimwee dat in u is.'
'En gelooft u dat Hij dan zal komen?'
'Hij zal komen. Maar - schrik niet - eerst als wreker van uw vroegere daden, als de angstwekkende god van het Oude Testament, die gezegd heeft: 'Oog om oog, tand om tand'. Hij zal zich openbaren in plotselinge veranderingen van uw uiterlijke leven. Eerst moet u alles verliezen, zelfs....... zelfs God als u Hem voortdurend opnieuw wilt vinden. Pas als uw voorstelling van Hem gereinigd is van gestalte en vorm en van ieder begrip omtrent buiten en binnen, schepper en schepsel, geest en stof, zult u Hem......’
‘Zien?’
‘Nee, nimmer. Maar met Zijn ogen zult u uzelf zien. Dan bent u vrij van de aarde, want uw leven is dan in het zijne ingegaan en uw bewustzijn is niet meer afhankelijk van het lichaam, dat als een onwezenlijke schaduw het graf tegemoet gaat.’

Geen opmerkingen: