Zichzelf, dat is men toch altijd, dat weet men toch; maar hoe meer men het weet, des te minder is men het, dat merkt men - later. Zoo is het onverschillig, of men te lang in een spiegel heeft staan kijken, of dat men zich gespiegeld heeft in de bewondering van andere menschen; later komt het nadenken er over en dan voelt men zich beschaamd, dat weet men, zelfs al zou men het liever niet willen weten. Dan is er geen andere uitkomst, dan zichzelf te ontloopen en alleen maar te zijn, totdat men ontdekt, dat men nu werkelijk zichzelf is; geen spoor van spanning, integendeel, het allergewoonste dat op aarde gevonden wordt; maar dat doet er ook niet toe.
P 20
Alles in het dagelijksch leven van den mensch is Of wonder Of banaliteit, dat hangt af van het gemoed, dat ontvangt.
P 51
Daarna kwamen de struiken van aalbes en zwarte bes, hij liep tusschen hen rond, hij was in hun groen bestaan, veel in den tuin was nog zwart en grijs; maar het leven gebeurt in ons, we wachten en laten het gebeuren.
Toen kwam het leven der boomen te voorschijn in bladeren, en hij nam Louise mee in den tuin, ze was zoo blij om een appelboom, dat ze den stam moest aaien, hij voelde eenzelfde liefde voor den boom als voor haar; die kleine, liefkoozende hand die de hare was, verbond hem er mee, er straalde iets naar den boom uit van hen allebei, en hij was er van overtuigd, dat het op den boom inwerkte als het schijnen van de Zon. Het was zeker, dat de boom rijker bloesem zou zetten en sappiger vruchten zou dragen door deze warmtetoestrooming van het menschelijk gemoed.
P 55
P 20
Alles in het dagelijksch leven van den mensch is Of wonder Of banaliteit, dat hangt af van het gemoed, dat ontvangt.
P 51
Daarna kwamen de struiken van aalbes en zwarte bes, hij liep tusschen hen rond, hij was in hun groen bestaan, veel in den tuin was nog zwart en grijs; maar het leven gebeurt in ons, we wachten en laten het gebeuren.
Toen kwam het leven der boomen te voorschijn in bladeren, en hij nam Louise mee in den tuin, ze was zoo blij om een appelboom, dat ze den stam moest aaien, hij voelde eenzelfde liefde voor den boom als voor haar; die kleine, liefkoozende hand die de hare was, verbond hem er mee, er straalde iets naar den boom uit van hen allebei, en hij was er van overtuigd, dat het op den boom inwerkte als het schijnen van de Zon. Het was zeker, dat de boom rijker bloesem zou zetten en sappiger vruchten zou dragen door deze warmtetoestrooming van het menschelijk gemoed.
P 55
Geen opmerkingen:
Een reactie posten