Het kamertje was stil en stroomde langzaam vol met het licht van de opkomende zon; huis en dorp lagen in slaap, en ik kon ongestoord in mijn gedachten de ziel van een stervende begeleiden, over het huis en het dorp en het meer en de sneeuwtoppen heen naar de koele vrijheid van een zuivere ochtendlijke hemel. Verdriet voelde ik weinig, want ik voelde vooral verbazing en eerbied, omdat ik mocht toezien hoe een groot raadsel werd opgelost en hoe de ring van een leven zich zwak trillend sloot. Ook was de krachteloze moed van de stervende zo verheven, dat ook in mijn ziel een verkoelend heldere straal van haar bittere glorie viel. Dat mijn vader ernaast lag te slapen, dat er geen priester bij was, dat noch sacrament noch gebed de naar haar oorsprong terugkerende ziel met heilige wijding begeleidde, deed me niets. Het enige dat ik voelde was een huiverende adem van eeuwigheid die door de schemerige kamer golfde en zich met mijn wezen vermengde.
-----
Want ik geloof dat geen enkel ernstig mens, die niet volledig is ontspoord, zich van het leven kan beroven als hij ooit van het wegkwijnen van een gezond en goed leven getuige is geweest. Ik zag mijn moeder weer sterven. Weer zag ik op haar gezicht de stille, ernstige werkzaamheid van de dood die het veredelde. Hij zag er streng uit, de dood, maar was machtig en tegelijk goedmoedig als een zorgzame vader die een verdwaald kind weer naar huis brengt.
Ik wist plotseling weer dat de dood een wijze en goede broeder van ons is, die het juiste uur weet en op wie we met vertrouwen kunnen wachten. En ik begon ook te begrijpen dat het lijden en de teleurstellingen en de neerslachtigheid er niet zijn om ons lusteloos te maken en ons onze waarde en waardigheid te ontnemen maar om ons te doen rijpen en ons te transfigureren tot een bovenaardse heerlijkheid.
-----
Want ik geloof dat geen enkel ernstig mens, die niet volledig is ontspoord, zich van het leven kan beroven als hij ooit van het wegkwijnen van een gezond en goed leven getuige is geweest. Ik zag mijn moeder weer sterven. Weer zag ik op haar gezicht de stille, ernstige werkzaamheid van de dood die het veredelde. Hij zag er streng uit, de dood, maar was machtig en tegelijk goedmoedig als een zorgzame vader die een verdwaald kind weer naar huis brengt.
Ik wist plotseling weer dat de dood een wijze en goede broeder van ons is, die het juiste uur weet en op wie we met vertrouwen kunnen wachten. En ik begon ook te begrijpen dat het lijden en de teleurstellingen en de neerslachtigheid er niet zijn om ons lusteloos te maken en ons onze waarde en waardigheid te ontnemen maar om ons te doen rijpen en ons te transfigureren tot een bovenaardse heerlijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten