Je vraagt me, mijn broeder, wanneer de mensheid volmaaktheid zal bereiken. Luister naar mijn antwoord.
De mensheid zal de weg naar volmaaktheid bewandelen wanneer zij voelt dat menselijkheid is:
een hemel zonder grenzen,
een oceaan zonder oevers,
een eeuwig brandende vlam,
een immer glanzend licht,
een wind die briest of kalm is,
een wolk die dondert, bliksemt en regent,
een rivier die zingt of raast,
een boom die in de lente bloeit
en zich in de herfst ontbladert
een berg die zich hoog verheft,
een vallei die zich verlaagt
en een akker die rijk is of onvruchtbaar.
Wanneer de mensheid al deze dingen gevoeld heeft, zal zij het punt halverwege haar weg naar volbereikt hebben.
Als zij, zich bewust van haar essentie, de weg naar volmaaktheid wil gaan, dan moet zij voelen dat menselijkheid is:
een kind dat rekent op zijn moeder,
een volwassen man die verantwoordelijk is voor wie hem toevertrouwd zijn,
een jongeling die heen en weer geslingerd wordt tussen begeerten en hartstochten,
een oude man wiens verleden en toekomst met elkaar vechten,
een monnik in zijn kluizenaarshut,
een misdadiger in zijn cel,
een geleerde te midden van zijn boeken en geschriften,
een dwaas tussen het duister van zijn nacht en het licht van zijn dag,
een non tussen de vrucht van haar geloof en de doornen van haar eenzaamheid,
een prostituee in de greep van haar zwakheden en de klauwen van haar behoefte,
de arme tussen zijn veren zijn onderdanigheid,
de rijke tussen zijn ambities en zijn dienstbaarheid,
en de dichter tussen de nevelen van zijn avonden en het stralende licht van zijn ochtendstond.
Als de mensheid in staat blijkt om al deze dingen te ervaren en te kennen, dan zal zij volmaaktheid bereiken en een gedaante worden onder de gedaanten van God.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten