dinsdag 8 april 2008

J. Anker Larsen - 4. Heiliging

Ik zeide: "Doe met mij wat ge wilt", toen was er geen reservatio mentalis, niet zelfs het minste "maar laat het dragelijk zijn." Dat was een aanroepen zonder voor­behoud, dat in mij opkwam, en wenschen en gedachten meesleurde in zijn stroom, en ik erkende dat het was een onvoorwaardelijk amor fati. Onvoorwaardelijk en on­zinnig, want hoe kon ik een lot liefhebben, dat ik niet kende en dat misschien wel hard zou zijn? Maar ik deed het. In mijn aanroepen lag een onvoorwaardelijk ja.
Tot wien wendde ik mij, ik, die niet aan God geloofde? Tot de werkelijkheid, niet tot de menschelijke voorstel­lingen daarvan, maar tot de ongekende werkelijkheid, hoe die dan ook zijn mocht, wanneer het voorhangsel van alle persoonlijke wenschen en voorstellingen was weggerukt.
En het antwoord kwam met groote kracht. Het was kracht. Die innerlijke kracht kon niet door ontleding vernietigd worden. Die was bestand tegen nadenken. Het aanroepen bleef levend, hoezeer mijn gedachten er ook om heen gonsden en er in staken.

Geen opmerkingen: