In dien tijd zag hij in zijn fantasie duidelijk hoe de nieuwe hemel en de nieuwe aarde opdoken en de duisternis verlichtten. Nu zag hij het in de werkelijkheid, het gebeurde rondom hem, het bosch veranderde voor zijn oogen, zijn theorie, dat de mensch de werkelijkheid niet kent, werd levend leven: de boomen stonden op hun oude plaats en in hun oude gedaante, toch waren ze nieuw, alsof hij ze nooit te voren had gezien, hij zat onder een nieuwen hemel op een nieuw geschapen aarde en wist dat zoo de wereld er uit ziet voor hem die zonder schuld is.
Maar de medeschuldige, die liefde heeft, zal zich nooit lang schuldvrij voelen voordat al zijn broeders en zusters met hem den hemel en de aarde vrij van schuld kunnen beleven; want de menschheid is een eenheid met het middelpunt in ieder enkel ik, voor wien elk ander voorloopig nog slechts een jij is. Daarvandaan de verblinding en de strijd die duren zal, totdat we niet meer ontkennen of gelooven, maar door beleving weten, dat we eeuwige wezens zijn.
p 282
Geen opmerkingen:
Een reactie posten