VOOR ZIJNE MOEDER
Wat weten wij van nu tot aan dit sterven
dan dat de bloemen welken in de gaarde -
dan dat we elkander in de donkere aarde neerleggen,
eenzaam en weer verder zwerven?
Wat weten wij dan dat hij witte bloemen
gevraagd heeft toen hij wit en stil ging worden -
omdat de rozen van zijn bloed verdorden?
omdat geen stem zijn vrede meer kon noemen?
O vreemd vermoeden, dit: te zijn vergeten
het wonder dat zijn sterven kwam behoeden -
wat weten wij dan dat ons schoonst vermoeden
schoon is omdat wij nimmer kunnen weten.
En is dit verward zien, en dit gebroken
tumult van stemmen in het luide, leege,
iets bij het lied waarvan zijn lippen zwegen?
iets bij het licht waarvoor zijn oogen loken?
En toen de lelie van zijn witte zwijgen
door stilte's handen is omhoog genomen,
wisten wij hem voorbij ons verste droomen
voorgoed, en hoog boven ons duister zwijgen.
Achter zijn rusten stond het venster open
naar stille dennen en een ijlen hemel,
en er was geen geluid meer, geen gewemelvan kleuren,
en geen leed meer, en geen hopen -
Neen, niets meer dan zijn stilte waar wij zwegen
en hand in hand naar de ijle hemel zagen,
tot wij nog eenmaal uit het licht der dagen
ons naar de schemer van zijn stilte negen.
Adriaan Roland Holst
Geen opmerkingen:
Een reactie posten