"Zou jij eigenlijk wel weten, wat geloof is?" zei Nyeland. "Wat noem jij geloof?"
Marie dacht een oogenblik na en zei toen:
"Het eeuwige en het tijdelijke, het grenzeloze en het begrensde hebben elkander lief. Het geloof is de aantrekkingskracht van het eeuwige en het tijdelijke tot elkaar, tot bewuste vereniging in het gemoed van een mensch. Het is een levende kracht, die niet berust op opvattingen of meningen, maar er vaak door belemmerd wordt.”
Ik ben immers geen denker, maar alleen iemand, die beleeft. En wat ik beleefd heb, is dit:
"Toen ik God niet meer in mijn eigen gedachten kleedde, toen ik niets anders van Hem wist, dan dat Hij is, maar niet datgene, wat ik van Hem denk, toen brak Zijn licht over mij uit.
Het was als het afnemen van de kap van een lamp, en zie, het licht zelf straalde rein en helder, en alle dingen op de wereld lagen in dit Licht, dat sterk is en door alle dingen heen dringt.
Mijn oogen kunnen het verdragen, tot mijn onzegbare vreugde.
Laat hen, wier oogen zwak zijn, de kap behouden; het is toch het licht zelf, dat er doorheen schijnt. Laat hen, die het noodig hebben, zich de beste denkbeelden van God maken; iets van Zijn wezen zal toch door hun nietige gedachten omtrent Hem heen schemeren.
Maar laat hen niet hun ideeën aan anderen opdringen, want de kap is niet het licht en hun gedachten omtrent God zijn niet God"
Marie dacht een oogenblik na en zei toen:
"Het eeuwige en het tijdelijke, het grenzeloze en het begrensde hebben elkander lief. Het geloof is de aantrekkingskracht van het eeuwige en het tijdelijke tot elkaar, tot bewuste vereniging in het gemoed van een mensch. Het is een levende kracht, die niet berust op opvattingen of meningen, maar er vaak door belemmerd wordt.”
Ik ben immers geen denker, maar alleen iemand, die beleeft. En wat ik beleefd heb, is dit:
"Toen ik God niet meer in mijn eigen gedachten kleedde, toen ik niets anders van Hem wist, dan dat Hij is, maar niet datgene, wat ik van Hem denk, toen brak Zijn licht over mij uit.
Het was als het afnemen van de kap van een lamp, en zie, het licht zelf straalde rein en helder, en alle dingen op de wereld lagen in dit Licht, dat sterk is en door alle dingen heen dringt.
Mijn oogen kunnen het verdragen, tot mijn onzegbare vreugde.
Laat hen, wier oogen zwak zijn, de kap behouden; het is toch het licht zelf, dat er doorheen schijnt. Laat hen, die het noodig hebben, zich de beste denkbeelden van God maken; iets van Zijn wezen zal toch door hun nietige gedachten omtrent Hem heen schemeren.
Maar laat hen niet hun ideeën aan anderen opdringen, want de kap is niet het licht en hun gedachten omtrent God zijn niet God"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten