dinsdag 18 maart 2008

Manfred Kyber - Veronika's drievoudig licht

Veronika's drievoudig licht

Veronika is een klein meisje dat nog in contact staat met de "andere wereld". Zij groeit op bij haar moeder en tante Marietje, met Moetsepoes, de kat, en Pruik, de hond. In het tuinhuisje woont haar oom, Johannes de Zwerver. In de eerste jaren van haar leven is zij zich vooral bewust van de tuin der geesten: de grote tuin achter het huis waar zij praat met de vogels, de egels, de kevers en andere dieren en waar zij verschillende natuurgeesten ontmoet. Achter in de tuin is een onzichtbare zilveren brug die beschermd wordt door een engel.
Als zij opgroeit raakt zij het vermogen om de tuin der geesten te zien kwijt, en wordt het een gewone tuin. Zij leeft dan meer in het huis der schimmen, waar vele drempels en treden zijn, en waar zij bevriend raakt met Meester Mutsje. Zij ontmoet de grijze vrouw, die ze later een drempel over zal helpen, en sluit vriendschap met Piet, die de werkelijkheid niet begrijpt, maar wel een diep geloof bezit. Volgens oom Johannes, die veel inzicht heeft in de andere wereld, is Piet in een vorig leven een grote wijze geweest.
Door een aantal gebeurtenissen begint Veronika steeds meer te begrijpen van de betekenis van het leven. De joodse handelaar Aron Mendel weet eindelijk zijn zware last af te leggen, tijdens een zware ziekte leert Veronika een vorig leven in Florence kennen dat doorwerkt in het huidige, de kerk van Halmar wordt weer licht, en een grote brand in kasteel Irreloh markeert het einde van de dramatische invloed van Florence.
Johannes de Zwerver neemt uiteindelijk de last van Veronika op zich en zij gaat over de zilveren brug naar de andere wereld. Een nieuwe tijd breekt aan: middernacht is voorbij en het is morgen geworden.
(Nederlandse vertaling 1e druk: 1979; 6e druk: 1992)


Citaat:
Er was eens een tuin der Geesten, en daarin zat de kleine Veronika in het zand te spelen. Maar Veronica zag hem met heel andere dan gewone ogen, met de innerlijke ogen die zij uit de hemel had meegebracht.
Voor zulke ogen is iedere tuin steeds een Geestentuin, en de hele wereld één zee van leven en licht.
Wij allen hebben de aarde eenmaal zo gezien, met de innerlijke ogen, toen wij nog jonge kinderen waren.
Maar toen kwam de grote schemering voor ons, onze hemelse ogen sloten zich, en zo komt het dat wij alles vergeten zijn.
Maar ik wil u daaraan herinneren; ik heb het mijzelf uit schemering en duisternis weer te binnen gebracht.

Geen opmerkingen: