Siddhartha sloeg de ogen op en glimlachte, een tintelend gevoel doorstroomde al zijn leden, alsof hij juist ontwaakt was uit een lange droom. Ongemerkt was hij weer gaan lopen, maar nu met de stevige pas van iemand die weet wat hem te doen staat.
'Nu ben ik wijzer geworden,' dacht hij, terwijl hij opgelucht ademhaalde, 'Siddhartha zal mij nu niet meer ontglippen!
Hij keek om zich heen en het scheen hem toe dat hij voor het eerst de wereld zag, die prachtige wereld, zo rijk aan kleur, zo vreemd en vol geheimen. Er was blauw, er was geel, groen was er, de hemelzee stroomde en het water in de rivier, bossen en bergen stonden bewegingloos aan de einder, hoe mooi was alles toch, hoe raadselachtig en vervuld van vreemde magie, en in het hart van deze bloem stond hij, Siddhartha, die pas ontwaakt was en op weg was om zichzelf te vinden.
Voor het eerst had Siddhartha werkelijk oog voor al wat hem omringde, dit geel en blauw, bos en rivier, geen betovering van de Mara was het meer, geen sluier van de Maya, geen zinloos en toevallig veelvoud van de uiterlijke verschijningswereld, zo veracht bij de diep denkende brahmaan, die overal de eenheid zoekt. Blauw was blauw en een rivier rivier, en ook al was het zo dat die glimp van het goddelijke steeds slechts verborgen aanwezig was, in het blauw of in de stroom of in Siddhartha, het was toch juist goddelijk naar aard en opzet om geel te zijn of blauw, hemel, woud of Siddhartha.
Het was niet zo dat zin en wezen zich ergens achter de dingen verborgen hielden, zij waren in de dingen zelf aanwezig, in alles zonder onderscheid.
'Wat ben ik altijd doof en dom geweest!' dacht hij, die liep alsof hij vleugels aan zijn voeten had. 'Want wie een handschrift werkelijk lezen wil, goed wil begrijpen wat de schrijver heeft bedoeld, zal nooit zo dwaas zijn om de letters en de tekens te verachten, ze slechts illusie noemen, louter toeval, waardeloze schellen, hij leest aandachtig alle lettertekens, hij bestudeert ze, stuk voor stuk. Maar ik heb lezend in het boek der wereld, en toen ik in het eigen wezen lezen wilde, geen acht geslagen op de tekens en de letters, en waar de wereld zich maar aan mij toonde vermoedde ik alleen maar leugen en bedrog, mijn eigen ogen en mijn tong vond ik toevallige verschijnsels en dus waardeloos. Maar dat is nu voorbij, ik ben ontwaakt, ben inderdaad ontwaakt en nu pas echt geboren.'
Uit: Siddhartha – Hermann Hesse
'Nu ben ik wijzer geworden,' dacht hij, terwijl hij opgelucht ademhaalde, 'Siddhartha zal mij nu niet meer ontglippen!
Hij keek om zich heen en het scheen hem toe dat hij voor het eerst de wereld zag, die prachtige wereld, zo rijk aan kleur, zo vreemd en vol geheimen. Er was blauw, er was geel, groen was er, de hemelzee stroomde en het water in de rivier, bossen en bergen stonden bewegingloos aan de einder, hoe mooi was alles toch, hoe raadselachtig en vervuld van vreemde magie, en in het hart van deze bloem stond hij, Siddhartha, die pas ontwaakt was en op weg was om zichzelf te vinden.
Voor het eerst had Siddhartha werkelijk oog voor al wat hem omringde, dit geel en blauw, bos en rivier, geen betovering van de Mara was het meer, geen sluier van de Maya, geen zinloos en toevallig veelvoud van de uiterlijke verschijningswereld, zo veracht bij de diep denkende brahmaan, die overal de eenheid zoekt. Blauw was blauw en een rivier rivier, en ook al was het zo dat die glimp van het goddelijke steeds slechts verborgen aanwezig was, in het blauw of in de stroom of in Siddhartha, het was toch juist goddelijk naar aard en opzet om geel te zijn of blauw, hemel, woud of Siddhartha.
Het was niet zo dat zin en wezen zich ergens achter de dingen verborgen hielden, zij waren in de dingen zelf aanwezig, in alles zonder onderscheid.
'Wat ben ik altijd doof en dom geweest!' dacht hij, die liep alsof hij vleugels aan zijn voeten had. 'Want wie een handschrift werkelijk lezen wil, goed wil begrijpen wat de schrijver heeft bedoeld, zal nooit zo dwaas zijn om de letters en de tekens te verachten, ze slechts illusie noemen, louter toeval, waardeloze schellen, hij leest aandachtig alle lettertekens, hij bestudeert ze, stuk voor stuk. Maar ik heb lezend in het boek der wereld, en toen ik in het eigen wezen lezen wilde, geen acht geslagen op de tekens en de letters, en waar de wereld zich maar aan mij toonde vermoedde ik alleen maar leugen en bedrog, mijn eigen ogen en mijn tong vond ik toevallige verschijnsels en dus waardeloos. Maar dat is nu voorbij, ik ben ontwaakt, ben inderdaad ontwaakt en nu pas echt geboren.'
Uit: Siddhartha – Hermann Hesse
2 opmerkingen:
Dit ultieme ontwaken is treffend beschreven, zodat dit geschrevene eigenlijk ook een ontwaken is. Dit 'herkennen' kan ik zo begrijpen, omdat deze ervaring ook mij een toeviel. Vooral zijn nieuwe zienswijze (met zijn innerlijke, voorbij het uiterlijke): blauw is blauw en rivier de rivier, verwoordt prachtig dit nieuwe bewustzijn wat ontwaken met zich meebrengt, maar wat voor elke mens verschillend is en ook qua tijdstip. Dus in alle verscheidenheid, moet dit ontwaken geheel individueel een plek krijgen in je Wezen. Eigenlijk kun je dit ontwaken zien als het handen en voeten krijgen van je Wezen, het mooiste in je Innerlijke; God die ontwaakt, en de Mens in wording is. Groeten van Hans
Dag Hans,
Dank voor jouw reactie.
Wat Hesse hier beschrijft is het subtiele verschil tussen het waarnemen van de dingen met de ogen van de ziel en het waarnemen met de stoffelijke, hebberige zintuigen.
Wanneer die overgang is gemaakt, dan vindt er inderdaad een 'ontwaken' en een weder geboren worden plaats... in een totaal nieuw bewust-zijn van de aard der dingen.
Een pasen-ervaring dus.
Hartelijke groet
van Francine
Een reactie posten