zaterdag 1 maart 2008

J. Anker Larsen - 2. Martha en Maria - Citaten

Citaat 1.
p. 57 – 58 Eindelijk hielden velden en wegen op met vreemd voor haar te zijn. Zij kregen dezelfden vriendelijken glans als die van thuis. Het was alsof ze haar tegemoet kwamen en zeiden: "Wij zijn ook hier, ons vindt je overal waar je komt:'
Den eersten keer, dat zij echt hun goedheid voelde, nam zij een klavertje en legde het in haar Bijbelsche geschiedenis­boek. Daar lag het om gedroogd te worden en eindelijk vond zij, dat het net een brief van huis was.

Soms kon zij zoo verbaasd zijn over zichzelf; zij vond, dat zij evengoed een heel vreemd meisje zou kunnen zijn, dat zij ergens ontmoet had. Dit gebeurde, wanneer zij er echt op los speelde en stoeide en lachte met de anderen. Dan kon zij plotseling haar eigen lach hooren en haar eigen luid­ruchtige grappen. Zoo kende zij zichzelf heelemaal niet, zoo was zij oorspronkelijk niet geweest.
Dan kon zij midden in het rumoer ineens stil blijven staan en vinden, dat alles zoo vreemd was, omdat het als het ware veel te natuurlijk was, veel natuurlijker dan men wist. Want zij was immers altijd zoo geweest. Het was alleen maar niet voor den dag gekomen. Het had verborgen gelegen, evenals alles, wat overdag gebeuren moest, den heelen nacht verborgen lag in den ondoorzichtigen mantel van den "trold." Het was niet te zien, maar het was er toch. Er was niets, dat er niet was. De tijd was niet iets, dat kwam en ging. Die was altijd "vlak bij.'

Het was alleen maar de kwestie, dat een gedeelte ervan verborgen was in den mantel van den "trold": dat wat men zich niet meer herinneren kon, en dat wat men nog niet zien kon - zooals men ook niet zien kon wat er achter den hori­zon lag. Maar het was er allemaal, nu - alles van voordat zij geboren werd en tot nadat zij gestorven zou zijn. En als zij er geheel in zou kunnen opgaan, zou zij alles weten - ook dat van morgen en dat van over vele jaren. Maar zij kon of durfde er niet geheel in op te gaan, niet verder dan tot daar, waar zij begon te vermoeden. Zij moest wachten tot de dagen er waren, en totdat het stuk voor stuk uit den mantel van den "trold" of over den rand van den horizon kwam.

Geen opmerkingen: