zaterdag 15 maart 2008

J. Anker Larsen - 2. Martha en Maria - Citaten

"Och - ja. De heldere vorst en de vriendelijke zon kunnen niet goed met elkaar overweg. Hun eerste ontmoeting is in de modder. Maar krijgt de zon eenmaal kracht, dan wordt de weg schoon - en men zal zien, dat die de helder­heid niet uitsluit. Het kan schijnen alsof er meer klaarheid was in de helderheid van de vorst - maar die brengt geen leven."



Hij ging naar haar toe, en een vraag, die nooit voor hem bestaan had, sedert hij volwassen werd, kwam nu voort uit zijn diepe verwondering:
"Madonna - leeft de mensch na den dood?"
Zij keek hem aan en zei:
"Eens vroeg mijn man mij er naar. Toen kon ik niets anders zeggen, dan dat die vraag niet voor mij bestond. Ik was zoo vol, zoo overstroomend vol van eeuwigheid, dat de dood mij niet aanging. Nu kan ik antwoorden, dat ik er niet aan kan twijfelen, dat de mensch leeft na dat, wat u den dood noemt.""
"Het kost mij moeite, om mij een eeuwig leven voor te stellen" zei hij.
"Dat is ook niet iets, wat men zich voor moet stellen" zei zij, "het is een zekerheid, waar men zich toe op moet leven. - Ja, nu hebt u een vriendelijken, ongeloovigen glimlach. Als een man van de wetenschap komt zeggen, dat hij goud kan maken, gelooft u hem, maar als ik zeg, dat ik in het eeuwige leven leef, gelooft u mij niet:"
"De man van de wetenschap kan gecontroleerd worden," zei hij – “zoo niet door mij, dan door zijn gelijken:"
"Ik kan ook gecontroleerd worden" antwoordde zij, “z00 niet door u, dan door mijn gelijken. Zij, die het leven hebben, kennen het, wanneer zij het in een ander zien.”

Geen opmerkingen: