Wind en water wijd en zijd
houden dit eiland van verlangen
vreemd en glinsterend gevangen
binnen den tijd.
Bloemen en dieren weten het niet,
en het blijft hen onvernomen,
want de wind veinst in de bomen
een ander lied.
En de beken zingen het mee,
en alle de wateren lachen en klagen
of zij van eeuwigheid gewagen,
tot aan de zee.
En maan en zon
en de wolken gaan daarover,
en uit de regenbogen jubelt
nog eindelozer logen –
- wij alleen staan
bleek, met ogen leeg,
in dit vreemde spiegelbeeld geboren
van een rijk, dat wij verloren
achter den tijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten