woensdag 26 maart 2008

Frederik van Eeden - Het Roode Lampje, signifische gepeinzen.

"Et in unam sanctam catholicam et apostolicam, ecclesiam". Credo!

Ik geloof daaraan stellig, ik kan het met vastheid en goed geweten uitspreken. Ik geloof in een heilige, katholische en apostolische kerk. Is hier geen misver­stand mogelijk? Natuurlijk wel, zooals overal en altijd, waar taal te pas komt. Ik heb een vrij stellig en duidelijk denkbeeld van hetgeen ik bedoel. Maar niet zoo zeker weet ik, wat de menschen bedoelen, die met mij spreken over de heilige Moederkerk.

Als we het woord kerk signifisch beschouwen dan vinden we allereerst de kerk als het gebouw. Dat is het duidelijkst voor alle mensen, daarover is misverstand het minst mogelijk. Maar het gebouw is maar symbolisch. Ieder die zijn gedachten onderzoekt, zal vinden, dat "kerk" als gebouw, voortdurend verward wordt door een veel hoger, maar ook veel vager begrip, n.l. kerk als mensengroepering, als vereniging van een aantal leden. Maar dan zijn wij er nog niet. Want als ik het wel heb, is volgens de katho­lieke leer de kerk nog heel iets anders en iets meer, dan het geheel harer leden. Het is, als ik een poging tot expressie mag wagen - het ontoereikende van alle expressie bedenkend - het is de zinnelijk onwaarneem­bare eenheid, waarvan de gelovige menschen de zinnelijk zichtbare delen zijn.

Als dit goed is uitgedrukt, dan komt dit geheel overeen met mijn eigen denkbeeld omtrent de Kerk, waarover ik mijn "Credo" uitsprak. Ik geloof in de gelovige mens, in de samenhang van alle gelovigen tot een éénheid, en een onzinnelijk weezen, dat alle gelovigen omvat. Dat is dus, in de signifische ontwarring van het woord "kerk" de derde hoofdbetekenis. Men heeft:
1ste . Het gebouw.
2de . Het geheel harer leden.
3de . De mystieke, direct niet waarneembare Eenheid, Ecclesia.

De kerk, waaraan ik geloof, wordt aangeduid door de derde beteekenis. Maar daarbij is volstrekt niet alle misverstand uitgesloten. De woorden "apostolisch" en "katholiek" maken de moeilijkheid niet.
Ik versta het woord "apostolisch" als "overeenkomend met de leer van Jezus' aposte­len en voortzettend hun arbeid".
"Katholiek" begrijp ik als "voor iedere mens geldig". Dit alles komt overeen met de beteekenis, die het woord "kerk" voor mij heeft.

Maar een grooter bezwaar is dit, dat ik niet zeker ben, of de thans bestaande zinnelijke kenbare, hiërarchische organisatie, die zich de Rooms Katholieke Kerk noemt, identiek is met de Heilige Kerk, de Sancta Ecclesia, die uitmaakt de niet zinnelijk bespeurbare eenheid van alle waarlijk gelovigen in Jezus Leer. Met andere woorden: ik kan niet toegeven, dat alle leden van de Rooms Katholieke kerk behoren tot die heilige Ecclesia, noch dat alle menschen, die de Ecclesia omvat, behoren tot de Rooms Katholieke organisatie. Er zijn, naar mijn weten en waarnemen, zeer veel katholieken, die niet tot de Heilige Kerk behoren, en veel leden der Heilige Kerk, die niet Rooms-katholiek zijn.

Dat de zinnelijk zichtbare mensengroep, die de Rooms Katholieke kerk heet, zoo uitgebreid, zoo prachtig en zoo sterk is, met haar eeuwenoude organi­satie, haar ritueel en liturgie, haar schoone gebeden en gezangen, haar kunstwerken, haar heerlijke gebouwen, haar muziek - en haar Zaligen en Heiligen . . . . dat alles is indrukwekkend en groots. Ja, men kan zeggen, dat geen mensengroepering haar in macht en schoonheid nabij komt.

Maar die grootte en pracht bewijst niet, dat zij de waarheid omsluit en bevat, de gehele waarheid en niets dan de waarheid. Dit moeten zij bedenken, die de Roomse moederkerk verheerlijken en haar pracht en grootte prijzen. Was niet het Romeinse Imperium prachtig en groots, met zijn zuilenrijke steden, met de heerlijke wonderstad Rome als midden, met zijn bouwkunst en beeldhouwkunst, zijn wereldomspannend net van recht en wet - en wat was daarin het groepje ongeschoolde vissers? Maar die hadden de waarheid. - Het reusachtige Romeinse Rijk ging te gronde, maar het groepje apostelen veroverde de wereld.
Dus moet de pracht der Roomsche Kerk ons niet ver­blinden, en haar grootte en macht zijn geen bewijzen voor haar bezit der volle waarheid. Ook de schoonheid van haar gewijde muziek en kerkelijke kunst bewijst dat niet. Niet-kerkelijke muziek is ook schoon, en juist de scheiding van kerkelijke en niet-kerkelijke kunst is voor mij bevreemdend en niet in overeenstemming met mijn denkbeeld van de Kerk.

De Kerk, waaraan ik geloof kent die scheiding niet. Die omvat alle menselijk schoon. Ze kent ook niet de scheiding tusschen geestelijk en wereldlijk gezag. Haar hoofd is tegelijk Paus en Keizer. Ze heft het staatsbegrip op en vervangt het. Zij is de rechte Gemeenschap aan wier beheer alle wereldse goederen door God worden toevertrouwd en in leen gegeven. Zij is de moeder-hen en beschouwt alle menschelijke individuen als haar kie­kens, waarvoor ze zorg en bescherming heeft. Zij past toe het zuivere socialisme, door het ordenen van alle sociale werkzaamheid. Zij verwerkelijkt het zuivere communisme, door het gestreng beheer van alle stoffelijke goederen, zoodat geen mensch kan hongeren, noch kan zwelgen.
Zij vervult de idealen van wie zich anarchist noemen, en vervangt geleidelijk alle gewelddadig gezag en al wat als dwang wordt gevoeld, door liefderijke opvoeding.


(door mij omgezet in moderne Nederlandse spelling) illustratie: Kahlil Gibran

Geen opmerkingen: