Dinsdag 10 september 1878
Mag ik eens een vertoog over liefde houden.
Liefde is geen godheid, geen op zich zelf staand iets, het is geen demon die buiten de menschen om deze beheerscht en deze laat handelen naar zijn goedvinden, het is een eigenschap, een uiting van den mensch.
Hartstocht is een demon, een echte; een vreesselijke, onweerstaanbare macht die den mensch, die de kracht niet heeft hem van zich af te houden, meesleurt zonder zijn wil. Die in hem werkt zonder dat hij het zich bewust is, die zijn geest benevelt en zijn zelfstandigheid vernietigt. Dat is geen liefde.
Liefde is geen verlangen, geen vurige begeerte naar iets dat zij niet bezit. Dat is hartstocht. Hartstocht verdwijnt als zij het voorwerp van haar verlangen heeft. Liefde wil niets als het geluk van dat voorwerp en heeft geen onbevredigde wenschen noodig om te kunnen blijven bestaan. Mogelijk zijn er voor hartstocht diepere drijfveeren. Hartstocht ontstaat misschien door de zucht naar onsterfelijkheid, naar roem, naar geluk. Waarachtige liefde heeft geen drijfveeren, die ontstaat uit zichzelven. Waarachtige liefde denkt niet om haar eigen geluk, haar eigen verheerlijking. En toch maakt zij dengene die haar bezit gelukkiger dan hartstocht.
De mensch heeft een eigen, innerlijk ik in zijn diepste binnenste, iets dat al zijn doen en laten beheerscht en toch buiten die handelingen schijnt te staan. Die ikheid neemt alle mogelijke maskers aan, speelt alle rollen, maar komt helaas zoo zelden in zijn ware gedaante te voorschijn. Het is soms een lastig ding, dikwijls wil de mens het wegcijferen, tot zwijgen brengen en dan blijft het toch soms zoo krachtig spreken.
De ziel kan ik het niet noemen, het geweten…ja! Dat is het eigenlijk wel. Het is wat bedoeld wordt als men zegt: Keer tot u zelven in.
Iedereen verbergt het, men tracht zich wijs te maken dat men zich voordoet zooals men werkelijk is – maar de ikheid weet wel beter. Men wil er niet naar luisteren, men bedriegt zichzelven met verbazend talent – maar “keer tot uzelven in” en de waarheid die uw eigen ik u verkondigt, zal u soms doen ontroeren.
Die innerlijke mens moet liefhebben, dat is ware liefde. Die ikheid moet gevoelen dat het geluk van een ander wezen hooger plaats bij haar inneemt dan haar eigen geluk. Die ikheid moet zich in staat gevoelen zich geheel, zonder eenige terughouding te openbaren aan een ander ik, en zij moet de kracht beseffen om alles voor dien ander te kunnen doen, te kunnen dragen. Die liefde die dan ontstaat beheerscht niet, ze wordt beheerscht. En de mens die liefheeft, laat zich niet door zijn liefde leiden, maar leidt haar. Die liefde uit zich dikwijls niet in woorden, dikwijls blijft het een lijdelijke, zwijgende vereering en is volkomen tevreden in het bewustzijn dat haar voorwerp gelukkig is.
Dit is misschien goed en edel, maar edeler is het toch zichzelf niet passief maar actief te toonen, naar wederliefde te streven en zoo te handelen dat men die liefde ook verdient. Dan verlangt de liefde wel naar iets, ook naar iets dat zij niet bezit, maar zou dan die liefde bij het bereiken van haar wensch teniet gaan? Ze zal nog oneindig krachtiger worden, in het bewustzijn dat een ander ik haar beantwoordt. Als dat heerlijke doel bereikt is, als twee wezens elkaar kennen, wezenlijk door en door verstaan, voor elkander leven en zich verheugen, omdat ze liefhebben en bemind worden, dan behoeft de liefde niets te wenschen, want ze is zeker dat ze haar ander ik zal behouden – en toch blijft ze bestaan.
Mag ik eens een vertoog over liefde houden.
Liefde is geen godheid, geen op zich zelf staand iets, het is geen demon die buiten de menschen om deze beheerscht en deze laat handelen naar zijn goedvinden, het is een eigenschap, een uiting van den mensch.
Hartstocht is een demon, een echte; een vreesselijke, onweerstaanbare macht die den mensch, die de kracht niet heeft hem van zich af te houden, meesleurt zonder zijn wil. Die in hem werkt zonder dat hij het zich bewust is, die zijn geest benevelt en zijn zelfstandigheid vernietigt. Dat is geen liefde.
Liefde is geen verlangen, geen vurige begeerte naar iets dat zij niet bezit. Dat is hartstocht. Hartstocht verdwijnt als zij het voorwerp van haar verlangen heeft. Liefde wil niets als het geluk van dat voorwerp en heeft geen onbevredigde wenschen noodig om te kunnen blijven bestaan. Mogelijk zijn er voor hartstocht diepere drijfveeren. Hartstocht ontstaat misschien door de zucht naar onsterfelijkheid, naar roem, naar geluk. Waarachtige liefde heeft geen drijfveeren, die ontstaat uit zichzelven. Waarachtige liefde denkt niet om haar eigen geluk, haar eigen verheerlijking. En toch maakt zij dengene die haar bezit gelukkiger dan hartstocht.
De mensch heeft een eigen, innerlijk ik in zijn diepste binnenste, iets dat al zijn doen en laten beheerscht en toch buiten die handelingen schijnt te staan. Die ikheid neemt alle mogelijke maskers aan, speelt alle rollen, maar komt helaas zoo zelden in zijn ware gedaante te voorschijn. Het is soms een lastig ding, dikwijls wil de mens het wegcijferen, tot zwijgen brengen en dan blijft het toch soms zoo krachtig spreken.
De ziel kan ik het niet noemen, het geweten…ja! Dat is het eigenlijk wel. Het is wat bedoeld wordt als men zegt: Keer tot u zelven in.
Iedereen verbergt het, men tracht zich wijs te maken dat men zich voordoet zooals men werkelijk is – maar de ikheid weet wel beter. Men wil er niet naar luisteren, men bedriegt zichzelven met verbazend talent – maar “keer tot uzelven in” en de waarheid die uw eigen ik u verkondigt, zal u soms doen ontroeren.
Die innerlijke mens moet liefhebben, dat is ware liefde. Die ikheid moet gevoelen dat het geluk van een ander wezen hooger plaats bij haar inneemt dan haar eigen geluk. Die ikheid moet zich in staat gevoelen zich geheel, zonder eenige terughouding te openbaren aan een ander ik, en zij moet de kracht beseffen om alles voor dien ander te kunnen doen, te kunnen dragen. Die liefde die dan ontstaat beheerscht niet, ze wordt beheerscht. En de mens die liefheeft, laat zich niet door zijn liefde leiden, maar leidt haar. Die liefde uit zich dikwijls niet in woorden, dikwijls blijft het een lijdelijke, zwijgende vereering en is volkomen tevreden in het bewustzijn dat haar voorwerp gelukkig is.
Dit is misschien goed en edel, maar edeler is het toch zichzelf niet passief maar actief te toonen, naar wederliefde te streven en zoo te handelen dat men die liefde ook verdient. Dan verlangt de liefde wel naar iets, ook naar iets dat zij niet bezit, maar zou dan die liefde bij het bereiken van haar wensch teniet gaan? Ze zal nog oneindig krachtiger worden, in het bewustzijn dat een ander ik haar beantwoordt. Als dat heerlijke doel bereikt is, als twee wezens elkaar kennen, wezenlijk door en door verstaan, voor elkander leven en zich verheugen, omdat ze liefhebben en bemind worden, dan behoeft de liefde niets te wenschen, want ze is zeker dat ze haar ander ik zal behouden – en toch blijft ze bestaan.
1 opmerking:
Hoi Francine,
Wat een schitterende analyse van Frederik van Eeden is dit toch. Heel goed bruikbaar voor hen die de liefde zoeken, waar de verwarring even groot is. Hoe vaak zegt men niet, ik zoek liefde, of wij bedreven de liefde, terwijl dit slechts passie en hartstocht is die van voorbijgaande aard is? Zo kan je veel relaties om je heen zien ontploffen en verklaren, omdat deze niet aan de innerlijke mens appelleert, maar slechts de buitenkant huldigt. Immers, de ware Godsliefde die in ons wezen schuilt vermengt zich met ons dagbewustijn, ons zintuigelijke, zodat de essentie wat we moeten voelen, maar vooral moeten onderscheiden finaal zoek raakt. Daarom is het onderscheidende, analyserende betoog van Frederik van Eeden in deze ook zo verheffend maar vooral heelmakend in deze tijd met zoveel gebroken mensen...Succes met je mooie Blog Francine!
Lieve groeten van
Hans
Een reactie posten