Er zijn mensen die alleen met hun hond wonen en de hele dag tegen hem praten; aanvankelijk doen ze moeite om zijn logica te volgen en dan eisen ze dat hij de hunne volgt; eerst ontdekken ze dat hij verlegen is, dan dat hij jaloers is, dan prikkelbaar, ten slotte doen ze niets anders dan hem pesten en jaloerse scènes maken, en als ze er zeker van zijn dat hij net zo geworden is als zij, zijn ZIJ net zo geworden als hij, en als ze er trots op zijn dat ze hem mens gemaakt hebben, zijn zij in feite honds geworden.
Uit: De slinger van Foucault – Umberto Eco
Uit: De slinger van Foucault – Umberto Eco