woensdag 21 november 2012

‘De Duizendste Man’ Rudyard Kipling

Eén man op de duizend, zegt Salomo,
Zal je nader zijn dan een broer.
En hij is de moeite van het zoeken waard,
Zodat een ander hem niet eerder vindt.
Er zijn er negenhonderdnegenennegentig
Die afgaan op wat de wereld in je ziet.
Maar als de hele wereld tegen je is,
Blijft de duizendste man je vriend.

Belofte, gebed en uiterlijke waan
Zullen hem nooit voor je vinden.
Negenhonderdnegenennegentig gaan
Af op je gezicht, je daden of je faam.
Maar als hij jou vindt en jij vindt hem
Dan is de rest niet van belang,
Want de duizendste man verdrinkt of zwemt
Met jou in elk soort water.

Je mag gerust op zijn zak teren,
Hij gebruikt jouw beurs ook voor zijn zaken
En als jullie samen lachen en flaneren
Komt het woord ‘lening’ nooit ter sprake.
Bij negenhonderdnegenennegentig gaat het
Om zilver en goud, beloond worden en belonen,
Maar de duizendste man is veel meer waard
Want aan hem kun je je gevoelens tonen.

Zijn gelijk en ongelijk zijn de jouwe,
En dat te allen tijde.
Je neemt het publiekelijk voor hem op,
Daar kan hij op vertrouwen!
Negenhonderdnegenennegentig zijn niet bestand
Tegen de spot, het gelach, de schand en scha
Maar de duizendste man staat aan jouw kant
Tot aan de galg; en erna!

dinsdag 13 november 2012

Kerkhof


Kerkhof

Toen Rietje begraven was, ben ik één keer naar het kerkhof gegaan. Ik dacht: ’Laat ik dat nou maar eens doen.’ Met mijn vader en moeder heb ik het nooit gedaan en bij andere mensen ook niet. Ik weet dat ze niet dood zijn, dus ik hoef niet te gaan kijken waar ze liggen. Dat andere mensen dat doen, prima. Maar ik hoef dat niet.

 Eén keer per jaar, op Allerzielen, dan bel ik op en dan leggen vrienden een paar roosjes op haar graf. Omdat ik niet wil hebben dat op die dag, als iedereen op het kerkhof gaat kijken, haar graf daar zo ligt zonder bloemetjes erop. Anders wordt dat nog verkeerd uitgelegd; daar is al eens over geschreven. Zo bot.

 Maar goed, ik liep op dat kerkhof te zoeken naar haar graf, en opeens hoor ik een stem die zegt: ’Hier is ze niet.’
En ik dacht: ’Dat wist ik al.’
Ik heb me meteen omgedraaid en ben naar huis gegaan.

Toon Hermans - Interview met Pauline Sinnema,  Het Parool, 23 december 1995

maandag 12 november 2012

Sprokkels - Boeken



 Wij mensen hebben een geheugen dat verder teruggaat dan onze geboorte. Dat houdt ons bij elkaar, en dat houdt ons bij de waanzin vandaan. Onze gezamenlijke herinneringen gaan schuil in de verhalen die we elkaar vertellen. Omdat alle mensen verschillend zijn, en alle mensen hetzelfde, willen we steeds weer nieuwe dingen horen, en daarom ook horen we steeds hetzelfde in een nieuwe vorm.

Uit: Dans om het zwarte goud - Lydia Rood