zaterdag 25 april 2009

Sprokkels

Soms gebeurt het dat heel gevoelige naturen, wanneer ze voor het eerst met het chelapad in aanraking komen, tot in hun diepste wezen worden ge­schokt, en dat betekent vaak dat men werkelijk lijdt in hart en ziel. Dat is allemaal heel natuurlijk. Het is in werkelijkheid de stem van de ziel in ons die een glimp van het geestelijk licht heeft opgevangen, maar omdat het brein het niet kan omvatten of begrijpen, uit zich dat als zielenpijn. Als twee­lingzuster van dit innerlijke lijden en deze innerlijke pijn is er soms sprake van een hoogtepunt van vreugde, een geluk zo intens dat het misschien nog moeilijker te verdragen is.

G. de Purucker

maandag 20 april 2009

Sprokkels

Iemand van wie het hart van liefde en mededogen is vervuld, kent nooit angst; daarvoor is in zijn hart geen plaats. Koester liefde voor al wat leeft, dan verbindt u zich met onoverwinnelijke kosmische krachten en wordt u sterk, en geestelijk en intellectueel helderziend.
Uit het hart komen alle grote dingen van het leven. Hier woont het geweten, en liefde en vrede en volmaakt zelfvertrouwen, hoop en goddelijke wijsheid.

G. de Purucker

donderdag 16 april 2009

De Tuin van de Profeet - Kahlil Gibran

En op de eerste dag der week, toen de klanken der tempelklokken hun oren zochten, sprak er een, zeg­gende:
'Meester, wij horen hier veel over god spreken. Wat zeg jij van god en wie is hij in alle waarheid? '
En hij stond voor hen als een jonge boom, onbe­vreesd voor wind en storm, en hij antwoordde, zeg­gen de: 'Denk nu, mijn makkers en beminden, aan een hart dat al je harten omvat, een liefde die al je lief­den besluit, een geest die al je geesten omhult, een stem die al je stemmen bevat, en een stilte dieper dan al je stilten en tijdeloos.
'Tracht nu in de volheid van je zelf een schoonheid te zien, betoverender dan al wat schoon is, een lied groter dan dat van zee en woud, een koninklijke ge­stalte gezeten op een troon, waarvoor Orion slechts een voetbank is, zwaaiend een scepter, waarin de Plejaden maar een glinstering zijn van dauwdruppels.
'Je hebt altijd alleen voedsel en beschutting ge­zocht, een kleed en een staf; zoek nu de ene, die geen doelwit is voor je pijlen, noch een stenig hol, dat je tegen de elementen beschut.
'En als mijn woorden een rots en een raadsel zijn, zoek dan niettemin, opdat je harten gebroken mogen worden en je twijfelingen je leiden mogen tot de lief­de en de wijsheid van de allerhoogste, die de mensen god noemen.'

zondag 5 april 2009

Sprokkels

Ieder mens is niet alleen hij zelf, hij is ook het unieke, steeds weer belangrijke en merkwaardige punt waar de verschijnselen van de wereld elkaar kruisen, een­maal slechts zo en nooit weer. Daarom is de levensge­schiedenis van ieder mens belangrijk, eeuwig, godde­lijk, daarom is ieder mens, zolang hij maar leeft en de wil van de natuur vervult, een wonder en elke aan­dacht waard. In iedereen heeft de geest gestalte ge­kregen, in iedereen lijdt het geschapene, in iedereen wordt een verlosser gekruisigd.

Hermann Hesse – Een golfje op de stroom

Sprokkels

Als de mensheid een individu was, zou zij door het 'zuivere' christendom te genezen zijn; dier en demon zouden kunnen worden bezworen. Zo is het echter niet. De 'zuivere' religies zijn er voor een klein aantal hoogstaande mensen, maar de massa heeft behoefte aan magie en mythe. Aan een ontwikkelingsproces van onderen naar boven geloof ik niet. Steeds weer verrijzen uit het troebele geheel van de mensheid en­kele zuivere geesten en heilanden; de massa vereert ze pas als men ze heeft gekruisigd en tot goden gemaakt.

Hermann Hesse – Een golfje op de stroom

donderdag 2 april 2009

Thomas

Ik was er niet, toen Jezus bij hen kwam
en hun de tekens toonde in Zijn handen,
en toen Hij hun uitgedoofde vuur deed branden
en ieder uit Zijn handen ’t brood aannam.

Ik wilde niet, zo volgzaam als een lam
mij bij de kudde trouwe schapen voegen
die van de herder alles maar verdroegen;
ik wilde zélf bepalen of ik kwam.

Ik wilde zien en voelen of ik niet
met dromen mij in slaap zou laten wiegen,
of mij door schone schijn laten bedriegen;
dat konden zij misschien doen, maar ik niet.

Toen zag ik Hem – en ik had geen verweer
Maar kon slechts stamelen: “mijn God, mijn Heer!”

Nel Benschop

woensdag 1 april 2009

Het groote lijden

Hij moest zijn hart, zijn zwaar hart, achterlaten
Toen hij naar zijn natuur zich weer onthief.
Wij, die na 't afscheid om den heuvel zaten,
Wisten, hij heeft in angst, in doodsangst, lief.

Ach, wij verlieten wat wij nooit bezaten,
En vonden meer dan we ooit hadden gemist -,
Maar hij, tusschen twee eenzaamheden, wist
Toen hij verliet, tevens te zijn verlaten.

Zijn leed vervreemdde hem, 't was grooter dan
Het hart, het was een over hem losbrekend
Noodweer dat hem onttrok aan het gezicht -

Daar, in dien duist'ren tuin, ter zijde van
De wereld, riep zijn stem, van ver nog, smeekend:
‘Waakt met mij, één uur’ - Toen viel alles dicht.

Martinus Nijhoff

Johannes

Hij hing niet hoog aan 't kruis: zijn voeten bleven
Ter hoogte van mijn schouder; maar hij leek,
Als ik van onder naar zijn stil hoofd keek,
Stijgende langs het hout omhoog geheven.

En toen de spijkers waren losgedreven
En 't stijve lichaam in mijn armen streek,
Wist ik dat hij ons in den dood ontweek
En mij den bitt'ren beker had gegeven.

Maria nam zijn koud hoofd aan haar borst
En Magdalena schreeuwde en hief haar handen,
Petrus zag toe vanaf den muur der stad -

Mij had hij toen hij leefde liefgehad,
Maar toen hij stierf gaf hij zoo veel, dat 'k van de
Vervuldheid eerst na jaren spreken dorst.

Martinus Nijhoff