donderdag 16 april 2009

De Tuin van de Profeet - Kahlil Gibran

En op de eerste dag der week, toen de klanken der tempelklokken hun oren zochten, sprak er een, zeg­gende:
'Meester, wij horen hier veel over god spreken. Wat zeg jij van god en wie is hij in alle waarheid? '
En hij stond voor hen als een jonge boom, onbe­vreesd voor wind en storm, en hij antwoordde, zeg­gen de: 'Denk nu, mijn makkers en beminden, aan een hart dat al je harten omvat, een liefde die al je lief­den besluit, een geest die al je geesten omhult, een stem die al je stemmen bevat, en een stilte dieper dan al je stilten en tijdeloos.
'Tracht nu in de volheid van je zelf een schoonheid te zien, betoverender dan al wat schoon is, een lied groter dan dat van zee en woud, een koninklijke ge­stalte gezeten op een troon, waarvoor Orion slechts een voetbank is, zwaaiend een scepter, waarin de Plejaden maar een glinstering zijn van dauwdruppels.
'Je hebt altijd alleen voedsel en beschutting ge­zocht, een kleed en een staf; zoek nu de ene, die geen doelwit is voor je pijlen, noch een stenig hol, dat je tegen de elementen beschut.
'En als mijn woorden een rots en een raadsel zijn, zoek dan niettemin, opdat je harten gebroken mogen worden en je twijfelingen je leiden mogen tot de lief­de en de wijsheid van de allerhoogste, die de mensen god noemen.'

Geen opmerkingen: