De schemering valt.
Een grote, rode maan
stijgt langzaam uit de golven
aan de oosterrand
der nauwlijks ademende avondzee.
De dromen komen met de golven mee
en mijmerend gewordt mij, ongezocht,
waarvoor ik jaren in vertwijfeling vocht,
denkende dat het geluk omstréden moest zijn
en dat het leven zonder smeken niet schenkt.
O, heerlijk is nu het talmen
geworden aan deze rede!
Bij het dwalen onder de nacht'lijke palmen
ben ik van vrede doordrenkt.
Hendrik Marsman
Geen opmerkingen:
Een reactie posten