Binnen in mij waart Gij en ik was buiten, en dáár zocht ik U.
Lelijk als ik was, stortte ik mij op de mooie dingen die Gij gemaakt hebt. Gij waart bij mij, maar ik was niet bij U!
Die dingen hielden mij ver van U verwijderd; en toch zouden ze niet bestaan als ze niet in U bestonden.
Toen hebt Gij geroepen en geschreeuwd en mijn hoofd doorbroken. Geschitterd en gestraald hebt Gij en mijn blindheid verjaagd.
Een heerlijke geur hebt Gij verspreid; en diep ademde ik die in en nu snak ik naar U.
Ik heb U geproefd en sindsdien dorst en honger ik naar U.
Gij hebt mijn hart geraakt, en het is ontvlamd in verlangen naar Uw vrede."
Augustinus (Belijdenissen, boek tien, XVII, 38)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten