De wijze, zoekend zijn Hoogste Zelf, wil ook het kleine, tijdelijke Zelf verliezen om juist daardoor het gemeenschappelijke Zelf te vinden.
Hij weet, dat de Lichtkring maar een klein deel van zijn Weezen beschijnt, - en dat het niet-belichte deel hem toch drijft, door hartstochten, neigingen en driften, soms tegen zijn redelijk denken in.
Hij zoekt daarom naar de harmonie tusschen zijn weeten, zijn Reede, en die onbesefte neigingen en driften. Daarbij steeds vertrouwend en gelovend dat een hooger Bewustzijn, wijzer dan hij zelf, zijn gangen stuwt en meer en meer zijn Weezen in zich opneemt.
Frederik van Eeden – Bij ’t Licht der Oorlogsvlam (1915)
Hij weet, dat de Lichtkring maar een klein deel van zijn Weezen beschijnt, - en dat het niet-belichte deel hem toch drijft, door hartstochten, neigingen en driften, soms tegen zijn redelijk denken in.
Hij zoekt daarom naar de harmonie tusschen zijn weeten, zijn Reede, en die onbesefte neigingen en driften. Daarbij steeds vertrouwend en gelovend dat een hooger Bewustzijn, wijzer dan hij zelf, zijn gangen stuwt en meer en meer zijn Weezen in zich opneemt.
Frederik van Eeden – Bij ’t Licht der Oorlogsvlam (1915)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten